Jaarboek der sociale en economische geschiedenis van Leiden en omstreken, 1997.
Dick van Eck-Stichting, Leiden

P.J.M. de Baar

De schoorsteen van Krantz-Zuurdeeg uit 1871

In het kader van het tienjarig bestaan van onze zustervereniging STIEL hield ik twee keer een lezing met dia's over "rokende schoorstenen en stampende machines". Daarbij werd een afbeelding van een schoorsteen in opbouw getoond, die in de catalogus van de Prentverzameling van het Gemeente-archief is opgenomen onder de afbeeldingen van de conservenfabriek van Nieuwenhuizen aan het Galgewater. In 1988 had ik deze foto al eens goed bestudeerd in het kader van het boekje Wonen aan het Galgewater (Utrecht 1988). Toen was mij duidelijk geworden dat de schoorsteen nimmer die van Nieuwenhuizen kon zijn, omdat op de foto stokoude huizen staan afgebeeld die nergens in de buurt van het Galgewater kunnen worden gelocaliseerd. Het lukte mij evenwel niet om de juiste plaats te vinden. Daarbij heb ik mij een beetje blindgestaard op de bomen op de achtergrond: die moesten in een park of op een vestwal staan, maar bij geen enkele fabriek in de buurt van de Langegracht, de Looierstraat of het Levendaal - of waar dan ook -, klopte de situering precies. Het meest in aanmerking kwam de fabriek van Parmentier aan de Lammermarkt, maar ook hiertegen bestonden bezwaren, zoals het zeer grote aantal dakvensters. Kortom, ik begon haast te denken dat het een schoorsteen in een andere stad betrof.
Bij het voorbereiden van de tweede lezing nam ik een groot deel van de Prentverzameling opnieuw door om daaruit de aardigste afbeeldingen van rokende schoorstenen te lichten. Vanzelfsprekend was daar ook weer de bewuste 'Nieuwenhuizen-schoorsteen' bij. Omdat het belangrijkste materiaal nu toch bij elkaar lag, besloot ik de details van alle Leidse schoorstenen weer eens onder de loep te nemen. En toen was het geluk met de domme: de enige goedgelijkende schoorsteen was die van de dekenfabriek van Zuurdeeg aan de Baatstraat (bij de Oude Singel en Voorste Zandstraat). Over de fabriek van Zuurdeeg is een belangwekkend artikel verschenen, waarbij deze schoorsteen ook enkele keren is afgebeeld . Uit dat artikel blijkt dat die fabriek is gebouwd door het bekende bedrijf ].]. Krantz & Zn., waarvan het archief berust in het Gemeentearchief. En opnieuw was het geluk met de domme: dit archief bevat alle gegevens over de bouw van de fabriek en van de schoorsteen . De foto van de in aanbouw zijnde schoorsteen blijkt te zijn genomen vanuit een achterhuis aan de Oude Singel, kijkende naar het westen, met links de achtergevels van huizen aan de Oude Singel. De bomen in de verte zijn te verklaren door de diepe tuinen achter veel huizen aan de Oude Singel, waarin flinke bomen hebben gestaan. Op die manier is het hele beeld te traceren.

De bouw van de fabriek

Care1 Blansjaar, een bekende Leidse architect die onder meer de Kweekschool voor Zeevaart ontwierp en voor Krantz in l895 ook het Volksbadhuis aan de Oude Singel 102 bouwde, heeft voor het ontwerp zorg gedragen. De "Algemeene bepalingen" van zijn Bestek en Voorwaarden tot het bouwen van een fabriekgebouw met Machine en Ketelgebouw, benevens schoorsteen voor den Heeren J.J. Krantz en Zoon te Leiden aan de Baatstraat tellen tien artikelen, waarvan het vijfde ("Tijdsbepaling") voor ons het meest interessant is. Hierin is vastgelegd dat de aannemer terstond na de toekenning van het werk op bekomen order moest beginnen en veertien dagen later de houten fundering voor de schoorsteen gereed moest hebben. Twee maanden na de aanvang van de schoorsteenbouw moesten de machinekamer en het ketelgebouw klaar zijn en de muren van het hoofdgebouw tot de volle hoogte opgemetseld. Na nog een maand diende het gebouw 'onder de kap' te zijn, glasdicht en tegen inwatering beveiligd. Nog weer een maand later, dus viermaanden na het begin, diende alles (op de machine en de ketelbemetseling na) te worden opgeleverd. Volgens deze informatie geeft de foto de situatie weer van na iets minder dan drie maanden. Aangezien de aanbesteding plaatsvond in maart 1871, is de foto genomen in juni 1871 - inderdaad een tijd dat alle bomen in blad staan.
Voortswaren er nog 24 "Speciale bepalingen". Zo moest de aannemer meteen na de gunning het bestaande gebouw op de hoek van de Baatstraat en de Zandstraat afbreken, alsmede een turfschuur aldaar, een tuinmuur en een keuken achter het kantoor, en het achtergedeelte van de ververij. Vanzelfsprekend moest voor de zwaar te funderen onderdelen, zoals de schoorsteen, een flink diepe put worden gegraven! bij gevaar van afkalven met planken afgezet en voldoende drooggehouden. Over het metselwerk aan het fabrieksgebouw wordt het nodige voorgeschreven, maar interessanter is wel-
licht artikel 11 , over de schoorsteen zelf. Bepaald wordt dat het fundament van de schoorsteen in aanleg 4½ x 4½ rn moest zijn, met snijdingen opgewerkt tot op een hoogte van 1,3 rn, zodat nog 2½ x 2½ rn overbleef. Dit fundament moest gemetseld worden van keurrode waalmoppen in sterke basterdtras. Daarop kwam een trasraam van een halve meter hoog van klinkers of waalmoppen. Vervolgens de rest van de schoorsteen: het voetstuk - 2,2 m hoog en steen dik -, van vierkant op rond overgaand, en waarin de kanaalopening van de vuurplaats was opgenomen; het eerste blok van de schaft werd vijf meter hoog, het tweede blok eveneens vijf meter, maar nog slechts twee stenen dik; het derde blok van vijf meter hoogte werd anderhalve steen dik en het vierde van eveneens vijf meter nog maar één steen dik. Voor de buitenlagen van een halve en van één steen dik werden hardgrauwe waalmoppen gebruikt, en voor de verdere dikte keurrode waalmoppen. Het 2½. meter hoge bovengedeelte of kapiteel bestond uit Rijnse boerengrauw-steen van één steen dikte.
Van het timmerwerk worden hier slechts een paar bijzonderheden vermeld: volgens artikel 13 moesten onder de schoorsteen 36 mastboom en heipalen worden geheid van elk zeven meter lang. Vanzelfsprekend moesten er eerst een paar proefpalen worden geslagen, en als mocht blijken dat langere palen nodig waren, zou het meerdere worden verrekend. Artikel 16 voorzag in het maken van 23 dakramen, wat de vele openingen in het dak op de foto verklaart. De overige artikelen gaan in op het steenhouwers-, smids-, loodgieters- en ververswerk. Al met al werd dit vrij omvangrijke werk aangenomen door timmerman Johannes Petrus Rietbergen voor f 21.967. Overigens besteedde Rietbergen het vele metselwerk uit aan zijn borg J. van der Tas.

Inrichting

Uit het overzicht van "Diverse uitgaven voor de nieuwe Fabriek", dat eind december 1872 werd afgesloten met een totaal van f 42.119,17, blijkt dat het karwei nog wel wat meer voeten in de aarde had. Niet alleen de levering van de economiser door Stork in Hengelo voor f 700 (die overigens uit Engeland kwam) en de andere onderdelen voor de stoommachine kostten het nodige, maar voor de inrichting kwam nog veel meer kijken. Zo vergoedde Krantz aan "Logement en Koffijhuis Rijnland" van W. Bremmer op de Beestenmarkt de logies van monteur KeIler uit Aken van 28 juli tot 16 september, alsmede de genoten 54 glazen Beijers (bier) a 15 cent, wat de rekening op 106,10 bracht . De kwitanties laten zien dat zeer veel apparatuur uit Duitsland kwam, bijvoorbeeld van Cassalette & Cie. en Neuman & Esser te Aken, Oscar Schimmel & Co. te Chemnitz, Richard Dorfel te Kirchberg in Sachsen en C.F. Schellenberg's Maschinenfabrik te Chemnitz. Overigens pikten ook heel wat Leidse bedrijven een aardig graantje mee. Zo declareerde ijzergieterij en machinefabriek D.A. Schreden in totaal f 2.180,58 en was houthandelaar D.D. Noordman goed voor f 510,33. Tal van kleinere ambachtslieden komen uit het archief naar voren. Wie precies wil weten hoe de inrichting eruit zag, kan met deze informatie vrijwel alles reconstrueren.
 

Verkoop aan Zuurdeeg

We weten niet welk motief uiteindelijk heeft geleid tot de overeenkomst tussen Krantz en Zuurdeeg om de dekenfabriek te verkopen. Kwam Krantz al snel tot het inzicht dat het beter was zich te specialiseren in alleen de lakenfabricage en de dekenfabriek beter kon worden afgestoten? Bestonden er plannen om dusdanig in het fabriekscomplex aan de Langegracht te investeren dat daarvoor geld vrijgemaakt moest worden door de verkoop van de dekenfabriek? Leidde de verwoestende brand in de dekenfabriek van Zuurdeeg tot een verzoek om overname van een deel van de productie door Krantz, zodat men de cliëntèle niet helemaal kwijt zou raken tijdens de herbouw van de fabriek? Mogelijk was het een cumulatie van al deze factoren. De papieren over de verkoop geven hierover geen uitsluitsel. Uiteindelijk besloot men tot de overdracht van het fabrieksgebouw, inclusief stoommachine, drijfwerk, twee ruwmolens, twee volkommen, een volaardemolen, een centrifugaal-pomp, twee "wolven", twee mule Jennies, een spoelmachine, tien spinmachines, een ketting-scheerraam met klossenraam, een fijnspinmachine, twee grofspinmolens, en zo nog het een en ander aan kleiner materiaal; een dubbel woonhuis aan de Oude Singel, tot 1 mei 1878 bewoond door B.F. Krantz en daarna over te dragen voor 9.000; een woonhuis hiernaast, ingericht tot kantoor en daarboven magazijnen; nog een gebouwaan de Oude Singel, verheeld aan het voorafgaande, beneden ingericht tot ververij en boven tot magazijn, welke ververij tot 15 december door Krantz mocht worden gebruikt (het werd enkele weken later); een gebouw verheeld aan het vorige en verhuurd aan en bewoond door J. Harrevelt, die in dienst was van de firma Krantz, na ontruiming te betalen met 2.000; en een pakhuis ingericht tot turfschuur aan de Zandstraat, voor 500. De feitelijke inbezitstelling van de fabriek en het kantoor moest geschieden "voor of op den 31en juli 1877 des avonds voor zonsondergang". In totaal moest Zuurdeeg 46.000 op tafelleggen.
Hierna is de schoorsteen in gebruik geweest van Zuurdeeg, totdat de fabricage een andere drijfkracht vergde, na de bouw van een groot nieuw gedeelte aan de fabriek. Wellicht is toen - naar schatting kort na 1910 - de schoorsteen afgebroken. De fabriek aan de Baatstraat heeft het veel langer uitgehouden, maar is tegenwoordig ook verdwenen.

Inventarisatie fabrieksschoorstenen

Waar vroeger een oerwoud aan schoorsteenpijpen de sky-line van Leiden beheerste, zijn de hoge pijpen nu vrijwel uit het stadsbeeld verdwenen. Behalve de alles dominerende schoorsteen van het Energiebedrijf aan de Langegracht uit 1953, staan er nauwelijks nog exemplaren overeind. STIEL is thans bezig met een inventarisatie van wat is overgebleven. Zo kennen we - vrij verborgen, maar vanuit de Middelweg heel fraai te zien – een schoorsteen van de voormalige (stoom)koek- en banketbakkerij van de firma Wed. G.P. Timp aan de Haarlemmerstraat 247, waarvan de bouwdatum onzeker is . Een meer in het oog springende pijp is die van wasserij De Arend aan de Herensingel 27G. Deze is ontworpen en uitgevoerd door bouwkundig bureau M.E. Groenewegen, dat na zeer veel geharrewar uiteindelijk op 2 december 1932 vergunning kreeg, op voorwaarde dat onder meer "de schoorsteen bestemd voor den afvoer der verbrandingsproducten is opgemetseld tot ten minste 25 m. boven den beganen grond ter plaatse". Het bouwen van een fabrieksschoorsteen was een heel specialistisch werkje, waarvoor in onze streken vooral de firma De Ridder tekende. Toch is de schoorsteen van De Arend niet door De Ridder gebouwd . Wellicht klaarde Groenewegen de klus met eigen personeel; uit het feit dat de schoorsteen er nog steeds staat, blijkt dat hij geen knoeiwerk heeft geleverd.
Waar schoorstenen thans zo zeldzaam zijn -niet alleen in Leiden maar overal in Nederland- worden pogingen ondernomen om in ieder geval de belangrijkste en mooiste exemplaren op de monumentenlijst te krijgen. Hopelijk leidt dat tot het behoud van deze stille getuigen van het industriële leven in Leiden.

 

  De fabriek kort voor de brand van 20 juni 1877.

 

. J. Zuurdeeg, 'De dekenfabriek van de firma Jan Zuurdeeg en Zoon (1805-1933)', Jaarboek der sociale en economische geschiedenis van Leiden en omstreken 1991, p. 26-49.

. Gemeentearchief Leiden, Archief firma J.J. Krantz & Zn. (Krantz), inv. nr. 274. 3. De meeste kwitanties bevinden zich in Krantz inv.nr. 351.

. De meeste kwitanties bevinden zich in Krantz inv. nr. 351.

. Krantz inv. nr. 230.

. Het hele complex tot aan de Oude Rijn werd vrijwel totaal vernieuwd in 1893/1894, maar het is niet duidelijk of toen ook de schoorsteen is gebouwd; in 1904 had Timp een gasmotor van 3½ PK en al in 1910 drie elektromotoren.

. Blijkens getuigenis van een Leidse mevrouw wier man indertijd de schoorsteen mede heeft gemetseld.